Romke van de Kaa: Openbaar fruit

In sommige steden zie je mooie bomen, en in andere minder mooie bomen, maar bijna nooit zie je vruchtbomen. Ik ben wel eens bij de afdeling Openbaar Groen van een gemeente wezen vragen waarom er geen fruitbomen in parken en plantsoenen werden geplant. Het antwoord was: het publiek zou het fruit maar gaan plukken. Tja, waar is fruit dan anders voor bedoeld? Hoewel – je kunt er natuurlijk ook mee gooien, bij voorkeur naar het hoofd van een ambtenaar van Openbaar Groen.
“Hou op met af en toe wat zaadjes strooien, maar plant het stadspark vol fruitbomen”
Heel soms zie je wat eetbaars aan een boom in de stad. Midden op het drukke Keizer Karelplein, een rotonde in Nijmegen, ontdekte ik onlangs een paar mooie exemplaren van de Zwarte walnoot die vol noten hingen. Alleen jammer, dat de bomen voor voetgangers onbereikbaar zijn. Zebrapaden ontbreken op deze drukste rotonde van de stad en het rondrazende verkeer maakt oversteken hachelijk. Als je de bomen goed wilt bekijken, dan zit er niets anders op dan veel rondjes rijden.
In Utrecht groeit een vijgenboom in een kademuur. Toen de muur moest worden gerestaureerd is de boom gespaard. Ze hebben er met zorg omheen gerestaureerd. Dat valt te prijzen, maar met minder moeite hadden ze vijfhonderd meter verderop, in het stadsplantsoen, honderd vijgenboompjes kunnen planten. Maar nee; het publiek zou het fruit eens gaan plukken.
En denk niet dat er op het platteland minder weerstand bestaat tegen de fruitboom in het gemeentegroen dan in de stad. Een kennis van mij woont in een streek waar vroeger stoofperen langs de weg groeiden. Want ja, waarom zou je de wegberm niet benutten? Toen hij voorstelde om die stoofperenbomen weer terug te planten, brak er een storm van protest los – je zou eens een Gieser Wildeman of een Zoete Brederode op het dak van je auto krijgen. In een tijd waarin men zich al ergert aan het poepje van een roodborstje op de motorkap, is het lastig om zo’n project van de grond te krijgen. Maar mijn kennis hield vol, en inmiddels zijn de perenbomen volgroeid, en is het protest geluwd.
In de stad zal het nog moeilijker zijn om zoiets van de grond te krijgen. Fruitbomen langs de weg – ik zie ze voorlopig nog niet worden geplant. Er zijn in de stad eenvoudigweg te veel autobezitters. Die willen geen fruit op hun dak. Maar er zijn in steden gelukkig ook nog genoeg groene ruimtes waar geen auto’s mogen komen: parken, bolwerken en plantsoenen. Ik zou zeggen: maak het stadsgroen productief. Weg met al die truttige sierboompjes. Stop die maar in de allesbrander, en plant appels, peren, pruimen en kwetsen. Die bloeien mooi in het voorjaar en geven later, in de herfst, ook nog eens manden en tassen vol vruchten. Het personeel van de plantsoenendienst stuur je op een snoeicursus – kunnen ze ook nog eens een echt ambacht uitoefenen, in plaats van al dat zielloze maaien, vegen en schoffelen waarmee ze nu hun dagen vullen. Maak van ieder park een boomgaard en van ieder plantsoen een wijngaard, want ook druiven doen het goed in het microklimaat van de stad, en bovendien hoef je in de stad nooit met zwavel te spuiten: daar zorgt de uitstoot van het verkeer wel voor.
Ik lees vaak over guerrilla gardening, maar ik zie er nooit iets van. Nog nooit heb ik ’s nachts een gemaskerde tuinier ontmoet, met een boompje onder de snelbinders, op weg naar het stadsplantsoen. Volgens mij bestaat deze tak van tuinieren voornamelijk in de media, en nauwelijks in de praktijk. Ik zou zeggen: aan de slag! Hou op met af en toe wat zaadjes strooien, maar plant het stadspark vol fruitbomen. Toekomstige generaties zullen jullie dankbaar zijn. Waar is het wachten op?
Stadstuinieren 2013-04 – Tekst: Romke van de Kaa